De betekenis van het smeekgebed

 

terug

“Mag je God vragen om materiele zaken?”

“Als je heel veel hebt gebeden voor een bepaalde intentie, schijnbaar tevergeefs, moet je dan doorgaan of vertrouwen op de voorzienigheid?”

“Is het waar dat God niets anders geeft dan de heilige Geest?”  

We zien dat het smeekgebed veel vragen oproept. We moeten toegeven dat het vaak verkeerd begrepen wordt. We kunnen glimlachen om een oma die bidt dat haar kleinzoon mag slagen voor zijn examen terwijl het kind het hele jaar niets heeft gedaan. We kunnen ongerust worden over mensen die bidden dat ze de loterij mogen winnen of nog gekkere dingen. Wie zo bidt, leeft in een magische wereld die niets meer te maken heeft met het evangelie. 

Men zegt vaak: God is geen automatische winkel. Hij is niet degene die mijn tekorten of mijn eigen luiheid gaat aanvullen. Hij komt mij niet te hulp om mijn nukken of hartstochten weg te nemen. Dat zou de heidense omkering van het Onze Vader zijn: ‘dat mijn wil geschiede, dat mijn rijk kome, dat mijn eigen ik God zou zijn’.

Onze verlangens zijn echter wel tweeslachtig. Moeten wij daarom maar niets vragen en onze gedachten onderdrukken? Helemaal niet! De hele bijbel staat vol voorbeelden van smeekbeden. Paulus spoort ons er zelfs toe aan: “Allereerst vraag ik dat men gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen verricht voor alle mensen. (…) Dit is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder” (1 Tim. 2, 1+3) 

Jezus had zelf ook gebedsintenties: dat Petrus zijn geloof zou bewaren, dat Lazarus zou opstaan, dat zijn leerlingen in eenheid bewaard zouden blijven en beschermd tegen het kwaad. (resp. Lc. 22, 32; Joh. 11, 41-42 en Joh, 17.) In zijn parabels en onderricht laat Jezus juist zien dat men moet bidden zonder ophouden: “Vraag, en jullie zal gegeven worden. Zoek, en je zult vinden. Klop, en er zal voor je worden opengedaan. (…) Als jullie dan, slecht als je bent, goede gaven weten te geven aan je kinderen, hoeveel te meer dan zal jullie Vader in de hemel het goede geven aan wie het Hem vragen” (Mt. 7, 7 + 11) of zoals Lucas preciseert: “hoeveel te meer zal dan de hemelse Vader de heilige Geest geven aan degenen die Hem erom vragen.” (Lc. 11, 13) Maar de heilige Geest sluit de rest niet uit. Zou God zich niet interesseren voor de concrete omstandigheden van ons leven en voor onze zorgen? Natuurlijk niet! Zonder aarzelen moeten we belijden dat God een Vader is en geen abstract principe. Maar werkt Hij ook op het niveau van ons alledaags bestaan? Toch wel. Anders zouden we niet ver afstaan van de literaire godslastering van Prévert: “Onze Vader die in de hemel zijt, blijf waar je bent.” Hoe werkt het dan? Wonderen zijn heel zeldzaam – dat wil zeggen: een directe interventie – maar het kan gebeuren en niet alleen in Lourdes. Meestal gebeuren de wondertjes meer binnen in ons, met de kracht en de zachtheid van de heilige Geest. Meestal maakt God gebruik van gebeurtenissen waarin we niet rechtstreeks zijn hand herkennen, of gebruikt Hij onze vrijheid ten goede. Maar nog vaker reikt Hij ons gelukkige ontmoetingen aan, of een verbazingwekkende samenloop van omstandigheden die ongelovigen aan het toeval toeschrijven en wij aan de voorzienigheid. 

Maar, zeggen sommige mensen dan, waarom zouden we er dan om vragen? Moeten we God door onze gebeden informeren of op het spoor zetten van onze noden? Nee. “Jullie Vader weet wat je nodig hebt, voordat je het Hem vraagt.” (Mt. 6, 8) Is het gebed dan een soort pressiemiddel om God te dwingen zijn genade te geven? Nee, want God de Vader is liefde. 

In het smeekgebed veranderen wij God niet, maar wij veranderen zelf. En dáárom moet men volharden. God is niet doof, maar óns gebed is nog te weinig diepgaand, zuiver, sterk en nederig. De smeekbede opent ons eigen hart, zij opent ons en de wereld voor de sporen van de genade. God zou dat allemaal best alleen kunnen doen. Hij wil echter niets doen zonder onze medewerking en bij voorkeur werken via ons gebed. Iemand wees mij op het indrukwekkende visioen van Maria in de Rue de Bac. De Maagd droeg aan elke vinger een ring waaruit lichtende stralen voortkwamen. Sommige stralen waren echter uitgedoofd: “Dat zijn de genaden waar niemand mij om vraagt…”     

Alain Bandelier is foyervader in een Franse Foyer de Charité en columnist voor het weekblad Famille Chrétienne. Overgenomen uit nr. 1132 (23-9-1999)
 

terug